Žiga Kariž

 

° Slovenië 1973

leeft en werkt in Ljubljana — Slovenië

 

Žiga Kariž  nam deel aan Coup de Ville 2016. Deze tekst verscheen in de catalogus.

 

De Sloveense kunstenaar Žiga Kariž werkt met een brede waaier aan media. Met iconische werken uit de kunstgeschiedenis en elementen uit de alledaagse cultuur lost hij welgemikte salvo’s op de heilige huisjes in kunst en samenleving. Geen holle lach, maar een poging om ze te redden van de verstikkende kneuterigheid. Het streven van modernistische kunstenaars om zich via nieuwe, vaak abstracte vormen aan te passen aan de actualiteit, is vandaag de dag uiteindelijk uitgemond in een digitale beelddiarree.

 

Wat ooit de kunstwereld schokte en tot de avant-garde behoorde, blijkt na verloop van tijd onschadelijk en decoratief geworden te zijn. Helaas raakt de alternatieve visie dikwijls té snel opgeslokt door de gangbare mening en wordt kunst onmachtig behang of dooft een experi- ment uit tot muzak. ‘Terror=Decor: Art Now’ van Kariž is een Mondriaanachtige box die onschuld als versiering verliest omdat er een camera in ondergebracht is. De lens observeert de omgeving en maakt van de veilige woonkamer, waar elk beeld behang is, een problematische ruimte, ongeacht of het gaat om de geweldorgie van The Matrix, het nieuwste in Hollywood B-film esthetiek gedrenkte IS-propagandafilmpje of een reproductie van Gustav Klimts ‘Kus’. Als door een losgeslagen webcam kan elke beweging en elk detail gevolgd worden. De terreur van de controle en dataverwerving is tot in het uiterste van de privésfeer doorgedrongen. Wat ogen- schijnlijk artistiek onschadelijk werd gemaakt of gaandeweg geneutraliseerd werd, keert gelukkig ook weer om: ‘Never trust a painting’.

 

Net zoals we de werkelijkheid van het geweld niet kunnen wegdenken zonder dat ze zich wreekt, komen de spoken van Freud en Marx gluren in Žiga Kariž’ KNT-collages. ‘Freud, Marx und ich’ is een recente reeks met acryl bewerkte collages van Kariž die voor het eerst getoond wordt in België. De relatie van de kunstenaar met Freud en Marx is eerder symbolisch en vooral ironisch. Zijn werkelijke inspiratiebronnen zijn Marcel Duchamp en het procedé van de ready made waarmee hij zich, ongegeneerd, reeds bestaande beelden toe-eigent. Bij deze collages gaat het over expliciete beelden geoogst van het op dat terrein uiterst vruchtbare ‘world wide web’. Vervolgens bedient de kunstenaar zich van de cut-outtechniek van Henri Matisse en synthetiseert hij de fragmenten naar de postkubistische praktijk van Pablo Picasso.

 

In felle kleuren toont hij kapotte, blote lijven gehuld in een iconografie die men als ‘g/heilige drievuldigheid’ kan omschrijven: logo’s, labels en gepatenteerde vormen.